Concept inleiding
Kunst wordt vaak vluchtig bekeken. Leerlingen zien een schilderij of beeld, maar nemen zelden de tijd om details te ontdekken, verbanden te leggen of er betekenis aan te geven. In mijn werk als kunstdocent in het voortgezet onderwijs ervaar ik hoe lastig het is om leerlingen verder te laten kijken dan die eerste indruk. Tegelijk merk ik dat collega’s zoeken naar manieren om kunstbeschouwing meer ruimte en betekenis in hun lessen te geven.
Tijdens eerdere experimenten in mijn klas zag ik hoe groot het verschil kan zijn wanneer leerlingen worden uitgedaagd om langer te kijken, vragen te stellen en hun waarnemingen om te zetten in tekeningen, beweging of kleine maakopdrachten. Het kijken werd actiever en persoonlijker; de kunstwerken kwamen meer tot leven. Dit enthousiasme vormt de kern van mijn afstudeeronderzoek.
De relevantie van dit onderzoek ligt in mijn ervaring als kunstdocent in het voortgezet onderwijs. Ik zie vaak dat leerlingen snel langs kunstwerken heen kijken, terwijl er juist zoveel te ontdekken valt als je de tijd neemt. Dat verschil, tussen vluchtig kijken en echt zien, maakt mij nieuwsgierig. In mijn lessen zoek ik daarom naar manieren om leerlingen langer te laten kijken, te laten experimenteren en er iets van zichzelf in terug te vinden. Maken speelt daarbij altijd een rol: door te tekenen, bewegen of materiaal te gebruiken, wordt kijken actiever en persoonlijker. In dit onderzoek wil ik verder uitzoeken hoe kijken en maken elkaar kunnen versterken en hoe ik dit kan overdragen aan collega-docenten.
Met dit onderzoek wil ik bijdragen aan een manier van lesgeven waarin kunstbeschouwing, experiment en maken elkaar versterken. Daarbij baseer ik mij op bestaande methodieken zoals Slow Looking (Tishman) en Visual Thinking Strategies (Housen & Yenawine), die laten zien hoe waardevol aandachtig kijken en dialoog zijn. Tegelijkertijd verbind ik dit met maakstrategieën en onderzoeksmethoden uit Hands on Research (Rasch, Staal & Gijsen, 2024), waarin experiment en participatie centraal staan. Ook de inzichten van Wieteke van Zeil over het opmerken van details en het trainen van de blik vormen een belangrijke inspiratiebron.
Mijn uiteindelijke doel is het ontwikkelen van een workshop voor docenten in primair en voortgezet onderwijs. In deze workshop ontdekken docenten hoe kunstbeschouwing en maken met elkaar verweven kunnen worden, ervaren ze zelf experimentele werkvormen en vertalen deze direct naar hun eigen lessen.
Dit leidt tot de volgende hoofdvraag:
Hoe kan je door kunstbeschouwing leerlingen bewuster leren kijken in het primair en voortgezet onderwijs?
Om deze vraag te beantwoorden heb ik drie deelvragen opgesteld:
- Hoe kan actief onderzoeken en experimenteren met kunst leerlingen helpen bewuster te kijken en zien?
- Welke creatieve werkvormen helpen docenten om kunstbeschouwing te koppelen aan experiment en maken?
- Hoe kunnen de ervaringen van docenten en leerlingen met kunstbeschouwing en maken worden ingezet om een workshop voor docenten te ontwerpen?
In dit onderzoek wisselen theorie, praktijk en experiment elkaar af. Reflecties, observaties en reacties van deelnemers vormen bouwstenen voor het uiteindelijke product. Zo ontstaat een workshop die niet alleen kennis overdraagt, maar ook uitnodigt tot kijken, maken en ontdekken.