Afstudeerplan

Hoe kan je door kunstbeschouwing leerlingen bewuster leren kijken in het primair en voortgezet onderwijs

Het wat

Voor mijn afstudeeronderzoek richt ik mij op de vraag hoe leerlingen leren kijken en waarnemen in relatie tot kunst, en hoe experimenteren en maken dit proces kunnen versterken. Het vertrekpunt is de rol van de docent: hoe kan kunstbeschouwing ingezet worden om leerlingen niet vluchtig, maar bewust en nieuwsgierig te laten kijken?

Kijken wordt in dit onderzoek niet gezien als een passieve handeling, maar als een actieve ervaring. Door te tekenen, bewegen, materialen te gebruiken of kleine interpretaties te maken, verdiepen leerlingen hun waarneming, leggen ze verbanden en koppelen ze gevoelens en ideeën aan wat ze zien. Zo wordt kijken een middel om inzicht, verwondering en verbeelding te ontwikkelen.

Tijdens eerdere experimenten in mijn lessen merkte ik hoe groot het verschil kan zijn wanneer leerlingen worden uitgedaagd langer te kijken, vragen te stellen en hun waarnemingen om te zetten in tekeningen, beweging of kleine maakopdrachten. Het kijken werd actiever en persoonlijker; kunstwerken kwamen meer tot leven. Dit enthousiasme vormt de kern van mijn afstudeeronderzoek.

Het eindproduct is een praktijkgerichte nascholingsmodule voor docenten in het primair en voortgezet onderwijs. In deze workshop ervaren docenten hoe kunstbeschouwing en maken elkaar kunnen versterken, ontdekken ze werkvormen voor hun eigen lessen en leren ze experimenteren als didactische strategie.

Als inspiratie gebruik ik bestaande methodieken zoals Slow Looking (Tishman) en Visual Thinking Strategies (Housen & Yenawine), maar ook Hands on Research (Rasch, Staal & Gijsen, 2024) en de inzichten van Wieteke van Zeil over het opmerken van details en het trainen van de blik. Deze dienen niet als eindpunt, maar als bouwstenen voor mijn eigen aanpak.

De nascholingsmodule bestaat uit drie lagen:

  • Theorie en context: achtergrond over waarneming, verbeelding en kunsteducatie, gekoppeld aan voorbeelden uit de praktijk.

  • Inspiratie en experiment: kennismaking met methodieken zoals Slow Looking en VTS, die niet alleen besproken maar ook actief uitgeprobeerd worden.

  • Praktijk en maken: werkvormen vanuit mijn eigen maakpraktijk die docenten direct kunnen toepassen; maken als middel om te denken, te onderzoeken en nieuwe inzichten te krijgen.

Het waarom

De relevantie van dit onderzoek ligt zowel in mijn onderwijspraktijk als in mijn persoonlijke interesse in kunst, waarneming en verbeelding. In mijn lessen merk ik dat leerlingen vaak vluchtig kijken en dat docenten zoeken naar manieren om dit proces actiever en betekenisvoller te maken.

Door kunstbeschouwing te combineren met experiment en maken, ontstaat een manier van lesgeven waarin leerlingen niet alleen kijken, maar ook actief waarnemen, verbanden leggen en betekenis geven. Dit ontwikkelt vaardigheden die verder gaan dan kunst alleen: aandacht, kritisch denken, nieuwsgierigheid en empathie.

Het hoe

Voor mijn onderzoek wil ik me verdiepen in theorieën over waarneming, verbeelding en kunsteducatie en kijk ik naar bestaande methodieken zoals slow looking en VTS. Om te ervaren hoe VTS in de praktijk werkt, volg ik een online VTS-les op 8 oktober 2025.  Zo kan ik zelf zien hoe deze methode werkt en welke onderdelen interessant zijn om later in mijn eigen werkvormen te verwerken.

Daarnaast laat ik mijn werkvormen uitproberen door leerlingen en collega-docenten. De leerlingen experimenteren met de opdrachten en de docenten geven feedback over wat werkt en wat niet. Ook gebruik ik de expertise van een docent van het Dordrechts Museum die workshops geeft over kunstreflectie in de klas; hier haal ik praktische handvatten en inspiratie uit voor mijn eigen module.

Ik documenteer mijn proces met notities, foto’s en observaties. Zo kan ik reflecteren op wat ik leer en dit meenemen in het ontwikkelen van mijn nascholingsmodule. Ik wil mijn werk openbaar maken via mijn website. Daar zal ik ook alle stappen, bronnen en observaties plaatsen.

Het waar

Mijn werkplek in het voortgezet onderwijs vormt de belangrijkste context voor dit onderzoek. Hier kan ik direct observeren hoe leerlingen kijken en hoe kunstlessen vormgegeven worden. Tegelijkertijd kan ik mijn eigen werkvormen uitproberen en kijken hoe leerlingen en collega’s erop reageren. Door mijn ervaring als docent te combineren met theorie en inspiratie uit museale contexten, kan ik werkvormen ontwerpen die zowel praktisch als vernieuwend zijn.